Het verhaal over de Dromer en de Danseres (metaal roest, gedachten nooit)



Hoofdstuk 1: De Dromer ontmoet zijn verhaal   

Er was eens, in een tijd een plaats, ver voor die van ons, een jongen. Die droomde en droomde en droomde. En hij droomde zoveel dat hij werd wat alleen de eeuwige buitenstaander, de ultieme denker en bedenker, zou kunnen zijn; hij werd de Dromer van dit verhaal. En dit is zijn verhaal, én het verhaal van de Danseres: een vrouw om voor altijd over te kunnen dromen. Zij werd één met de Dromer, en de Dromer één met haar. Want zoals het metaal van het huisje langzaam vergaat, naarmate de tijd voorbij glijdt, zo zijn gedachten voor altijd. Metaal roest, gedachten nooit.

De Dromer werd geboren en groeide op in een stad die niet zo heel veel jaren daarvoor het toneel was van strijd; een vlammenzee had de binnenstad in de as gelegd. Wat ervoor terugkwam was leegte. En gebouwen. Nieuwe gebouwen voor een nieuwe tijd. Maar zoals de stad er een was van harde doeners en werkers, zo waren de tempels van beton hard en koud. Geen plaats voor dromers, en dus ook niet voor de Dromer, die droomde over verre oorden waar de kleuren spatten van het plafond!
Toen de Dromer de belangrijke leeftijd had bereikt van zeven jaar nam zijn moeder hem mee naar het land waar zijn ouders ooit vandaan waren gekomen. Het waren eilanden ooit in een ver verleden ontdekt door avonturiers, en bevolkt door mensen uit verschillende windstreken, wiens voorouders ook ooit uit verschillende windstreken waren neergestreken op het land waar zij vandaan kwamen. De avonturiers noemden de eilanden de Eilanden van de Groene Kaap. Het waren eilanden met een geschiedenis van dromen, maar ook van nachtmerries.


Vliegen in een enorm vliegtuig, daarna een kleiner vliegtuig, daarna een nog kleiner vliegtuig en - ten slotte - een boot die danste in de woeste zee. De levensgevaarlijke afdaling in de sloep die de reizigers, waaronder de Dromer, zouden brengen naar de boot, het verschijnen van de contouren van de eindbestemming in de mist, de vulkanische rotsen die opdoemden in het grijs-wit. Immens indrukwekkend. Thuiskomen waar je nog nooit bent geweest.
Op de eilanden voelde hij zich één met de omgeving, de mensen om hem heen, familie en vrienden, de witte huizen bekleed met vuurrode dakpannen. De bomen, de planten, de krekels in het donker. De woeste zee die kolkte in de verte, diep onder de voeten van een wereld die leek te baden in rust.
Hij wilde blijven maar dat mocht niet. Hij moest terug met zijn moeder naar het land waar hij was geboren, het land waar de grauwe lucht één was met het beton van een harde werkelijkheid. Hij huilde. Zoals iedereen huilde op de ochtend van het afscheid. De tranen van hem waren die van zijn overgrootmoeder, de tante van zijn moeder, van de eilanden die hij moest achterlaten.


Het angstaanjagende water van het bad waar hij en zijn leeftijdgenootjes verplicht in moesten gaan zwemmen. De kille tegels, het galmen van al het geluid in de enorme ruimte. Opnieuw was hij ergens waar Dromers niet horen te zijn. De badmeesteres was een klassiek kutwijf, dat hem te toegang ontzegde tot het angstaanjagende blauwe bad. Op de eilanden was hij - hoe leuk het daar ook was - ziek geworden, en littekens daarvan redden hem voorlopig van de onpeilbare diepte van het water.
Het was in die uren. Dat zijn klasgenootjes weg waren die wel mee mochten doen. Of liever gezegd mee moesten doen. In die uren moest hij in de klas zitten, met de klas van een klas lager. De dikke koude muren van de school. Hij hield niet van school. Hij vond het er saai en menig klasgenootje gemeen. Er waren regels en straffen. En je moest, en je mocht niet. Maar zijn ontmoeting was naderbij. De ontmoeting met het mooiste meisje. Het meisje dat hem - meer dan al zijn dromen - de werkelijkheid deed vergeten. Zij was de Danseres.


Hoofdstuk 2: De ontmoeting met de Danseres

Vliegende vissen hadden dus de boot en de Dromer begeleid naar het Vuur-Eiland, en verder, noordwaarts naar het begin van een nieuw jaar. En het moet gezegd worden: Zo saai was het niet tussen de immens dikke koude muren van de school! Want daar zorgden de Dromer en veel van zijn klasgenootjes wel voor. Gek doen werd gek gevonden worden. Ja, gek. Hij wist dat hij anders was dan de andere kinderen van zijn leeftijd - en eigenlijk - anders dan iedereen. Dromen werd een van zijn ontsnappingsroutes en niet de onbelangrijkste. De suffigheid van de les, van de saaie brave kinderen, deden zijn gedachten afdwalen totdat...

Hij werd opgeschrikt en uit zijn dromen en gedachten gesleurd. De meester noemde de naam van een meisje. Niet zomaar een meisje. Eigenlijk zou hij zich jaren later niet echt meer herinneren wanneer hij haar voor het eerst zag, maar één moment bleef hem bij: Hij zat voorin - rechts voorin - en het meisje dat luisterde naar de naam die de meester noemde gaf antwoord. Was dat het begin? Van een droom die niet zomaar een droom was? De  Dromer kon niet geloven wat hij zag. hoorde en voelde. De energie die door hem ging. Het meisje - links achterin de klas - was de Danseres.
Hij keek en luisterde. Wat was ze mooi! En alles wat ze deed of zei, het maakte niet uit; het was allemaal even mooi. Het maakte ook niet uit hoe slaapverwekkend de les was. Hoe suf, koud, hard en vervelend de wereld om heen waaruit hij trachtte te ontsnappen. Zij was daar! De Danseres. En zij was ook anders. Ze was niet zoals de andere meisjes van de school die de Dromer maar truttig vond; ze deden mee met de les, en deden braaf wat hun opgedragen werd. Eén met die saaie wereld van normale mensen. Maar zij was anders. De Dromer staarde, en de woorden van de meester vervaagden tot een niet te verstaan achtergrondgeluid.


Het was omdat hij nog steeds niet mee mocht doen met de kinderen van zijn klas, aan het levensgevaarlijke zwemmen door het diepe water van het zwembad. Zo kwam het dat hij zich nog een aantal keer voegde bij de klas van een klas lager, de klas van de Danseres. En als een geschenk uit de hemel kwam het moment dat hij naast de Danseres mocht gaan zitten tijdens de creatieve uitspattingen die handvaardigheid werden genoemd. Een betere plaats om samen met haar te zijn kon er toch niet zijn!
Ze keek naar hem, met haar grote blauwe ogen, verscholen achter een bril. Een bril? Ja, op de een of andere manier was het vreemd dat ze toen een bril droeg. En hij had haar ook nooit meer met een bril gezien. Ze praatten en lachten en plaagden en pestten elkaar en schopten elkaar zelfs, onder de enorme tafel waaraan de Dromer en de Danseres zaten. Geweldig! Wat reen moment om nooit meer te vergeten. Hij zou zich voor altijd herinneren wat ze  droeg. Een rokje met Schots motief, zwart, bijeengehouden door een veiligheidsspeld. Het was natuurlijk de tijd van de punk en new wave. En het is natuurlijk geen toeval dat de Dromer altijd heeft gehouden van deze muziek.
Waar anders dan bij het kunstzinnige hadden de Dromer en de Danseres elkaar moeten ontmoeten? De Dromer was gek op alles dat met kunst te maken heeft. Behalve de muziek van die tijd, die een verpletterende indruk op hem maakte, hield hij van films en series die uitgezonden werden op de houten kast met een bolvormig glazen scherm: de buis. Hij zoog het allemaal in zich op en genoot. Hij hield ook van lezen, en - niet onbelangrijk - het speelgoed uit het land van de Vikingen, waar je alles van kon maken! Hét speelgoed voor een dromer zoals de Dromer. En opnieuw niet onbelangrijk: tekenen. De Dromer tekende en tekende en tekende. Thuis, en natuurlijk tijdens de lange saaie lessen op school. En opnieuw niet onbelangrijk: Hij hield van de Danseres. Dromen over haar namen bezit van hem, maar hij durfde weinig meer te doen naar haar kijken, en kijken en kijken.


Hoofdstuk 3: De Danseres en haar lied

Het was in de tijd van het huisje. En die mysterieuze bus die daar stopte. Paars, net als alle andere bussen. Maar de bus had een vreemd nummer. En de bus leek de reizigers mee te voeren naar een bestemming die verder weg lag dan welke bestemming ook. Een mysterieuze bestemming, waar alleen de chauffeur en zijn passagiers vanaf wisten. De tijd ook van het evenzo mysterieuze park, dat daar - niet geheel toevallig - dichtbij lag; een park dat bestond uit meerdere werelden en geheimzinnige plekken.  Zoals waar de trein passeerde. Kalm en fascinerend. Net als het pikzwarte water van de sloot, dat bedekt was met een mooie lichtgroene laag. Absolute rust. Een rust die zelfs de Dromer - of wie dan ook - niet had kunnen verstoren.

In die dagen kwam de liefde die de Dromer voelde voor dat meisje, dat zo anders was dan alle andere meisjes, in vlagen van hevigheid zijn ziel binnen. Van meer naar de achtergrond tot gekmakend! Ze was er altijd. De Danseres en haar lied. Ze liep niet door de immense gangen van de school, ze zweefde. En ze zong haar lied. Lasciatemi cantare. De Dromer staarde naar haar, en het lied - dat de Dromer toch al mooi vond, net als alle muziek in die tijd - werd oneindig mooier.
De straat waar ze woonde. Waar de Dromer haar ooit zag praten met een oude dame, waarschijnlijk haar oma. Hoe moet het wel niet zijn om zo dicht bij haar het wonen? In die straat? Aan de overkant? Te mooi om waar te kunnen zijn. Of die keer dat de Dromer met zijn oom over het plein liep, en de Danseres met - ja wie waren dat ook alweer - andere mensen tegen kwam. De Dromer hoopte op te vallen met zijn zonnebril en shirt met een papegaai op de achterkant. Het voelde stoer. Maar vond de Danseres dat ook?
De stormloop die de Dromer en de andere jongens van de klas ondernamen in de pauze, op de binnenplaats. En opnieuw en opnieuw. Ze bestormden de stenen trap die toegang bood tot het schoolplein, waar een aantal meisjes - ook de Danseres! - rustig en braaf zaten, samen met enkele juffen. En natuurlijk: koppetjeduikelen. De Danseres deed dat samen met haar beste vriendin, een meisje met supersteil lang donker haar. Ze plaatste haar mooie benen op het metaal van een omgekeerde 'U' en... vloog over de kop. De hele pauze lang. Terwijl de Dromer tikkertje speelde en rende en  hoopte dat de Danseres hem zou verblijden met een verlangende blijk in zijn richting, maar nee. De Danseres en haar vriendin gingen helemaal op in hun verhaal. Maar ze ontsnapten niet aan het verhaal van de Dromer.


Zoals de Dromer verhalen verzon om in te verdwijnen, om zo te ontsnappen aan die gemene kille wereld om hem heen, zo had de Dromer ook verhalen bedacht waarin de Danseres een belangrijke rol kreeg toegedicht: de allerbelangrijkste rol. En de Danseres vergezelde hem in zijn avonturen. Samen streden zij en samen maakten zij van alles mee. De Danseres werd zo één met de Dromer, zonder dat de Dromer dit alles ooit aan haar durfde te vertellen! De Dromer liet zijn gedachten, zijn fantasie, de vrije loop, en liet alles dat hij bedacht net alleen de strijd aangaan met de realiteit; zijn dromen behaalden ook de overwinning.
Zo woonde de Danseres ook bij de Dromer en zijn ouders, en het was samen met haar dat hij de mooiste creaties maakte van het speelgoed uit het land van de Vikingen. Ze was daar. Waar hij ook naartoe ging. En ze begreep hem. In een wereld waarin niemand hem begreep. Natuurlijk begrepen ze hem niet! Niet voor niets was hij de Dromer, en de wereld was hún wereld, niet die van hem. En ook niet die van de Danseres, die met haar verschijning de grauwe realiteit ontsteeg. En alleen een dromer zoals de Dromer kon haar zien. En haar schoonheid.



Hoofdstuk 4: Een Dromer op Aarde

De Dromer overwon dus in die dagen de grimmige realiteit. Met zijn dromen, gedachten, zijn fantasie... Maar er waren nog meer wapens in de strijd. Want de Dromer streed ook binnen de realiteit tegen de realiteit. De Dromer wilde op zoek gaan. Op zoek naar alles wat in deze wereld wél leuk was. De plaatsen die wél mooi waren. De mensen die wél aardig waren. Wat mooi en goed en leuk was. Hij wist dat hij daarin anders was dan de andere mensen. De mensen die wél normaal waren. Die vonden de wereld wel best, waren één met alles wat maar saai en vervelend was. Het was hún realiteit die de Dromer wilde ontstijgen, om het licht te vinden in de duisternis.

De Dromer dacht: 'Wat als ik de schoonheid zoek in alles om me heen? De kleuren, de vormen, de contouren van het bestaan?' De lijnen die alle voorwerpen maakten tot wat ze waren. De Dromer wilde en kon het mooie zien in van alles dat eigenlijk helemaal niet mooi was. Maar alles kon op die manier interessant zijn. De ruimtes om hem heen. Hoe alles veranderde naarmate je loopt over je pad. Het perspektief, de verhoudingen. Het was niet voor niets dat hij tekenen zo leuk vond. Met een ballpoint. En als papier kon alles gebruikt worden. Zoals een dikke agenda die zijn moeder ooit meenam van haar werk. Maar het allermooiste papier was natuurlijk het kladblok. Net als het speelgoed uit het lande van de Vikingen; voor dromers gemaakt.
De Dromer zou in de jaren die volgden ook bijvoorbeeld dromen dat hij in een ruimteschip zat, terwijl hij 'gewoon' op straat liep. In de straatstenen kon hij wel een science-fictionachtige realiteit vinden en zien. Een gevaarlijke route door een wereld ver in de toekomst. Ja, de toekomst... Dan moest het allemaal gaan gebeuren! Hij droomde - ook al in de dagen van de Danseres - dat de wereld ooit anders zou zijn. In een verre - en misschien best wel nabije - toekomst zou de wereld eruit kunnen zien als in de films en series die hij met grote interesse bekeek op de buis. Een futuristische wereld waarin alles wél leuk zou zijn, en de mensen wél aardig. En alles wél gezellig was. En iedereen wél gelukkig. Een droom voor een dromer zoals de Dromer. Een droom die - zo wist hij - bijna niemand durfde te dromen.


Daarom was hij ook anders. Als hij net als iedereen was had hij ook gedacht dat alles altijd zou zijn zoals het was. Er zou nooit iets veranderen, de science-fictionachtige wereld nooit bereikt. Toch waren die dagen gemakkelijk en overzichtelijk. Zoeken naar alles dat leuk is, in de echte wereld. En als dat niet kan, zijn er ook nog altijd de vele werelden die je zelf kunt bedenken. Je kunt vluchten. En je kunt doen wat leuk is. Als je maar de dromer durft te zijn die de Dromer was, is, en voor altijd zal zijn. Ontken de duisternis en zoek naar het licht.

De Dromer wilde zich verzetten tegen die wereld waarin hij leefde, waarin iedereen eigenlijk alleen maar het tegenovergestelde deed van wat wél leuk en goed was. In woorden en in wat hij deed veroorzaakte hij opschudding, en shockeerde hij menig meegaande ziel. Iemand moet het doen: zwemmen tegen de stroom in. Zeggen wat de gedachten zeggen, doen wat je gelooft dat goed is.
'Gestoordeling!' zei het meisje dat jarenlang bij hem in de klas zat en tegenover hem woonde. Ze vond hem waarschijnlijk stiekem erg leuk, zo realiseerde hij zich vele jaren later. En zijn gekte beviel haar dus wel. Ze noemden hem de slapste van de klas, omdat hij niet terugsloeg. Maar dromers zoals de Dromer hebben natuurlijk helemaal geen zin om te vechten, met wie dan ook. Hij wilde niemand slaan, en had ook geen hekel aan zijn klasgenootjes. Hij wilde alleen maar doen wat leuk was... Tekenen, luisteren naar muziek, dromen, lezen, kijken naar films, gek doen, schreeuwen in de klas, dromen over de Danseres...




Hoofdstuk 5: Het Uur van de Danseres nadert

Het Uur van de Danseres, waarin ze aan iedereen, aan de gehele wereld, zou laten zien wie ze was, kwam door de jaren geen steeds dichterbij... Het was eigenlijk helemaal geen slechte tijd voor dromers en danseressen. In feite; het was een erg leuke tijd! De Dromer genoot - net als zijn leeftijdgenoten - van alles dat zijn tijd te bieden had. Het zou nooit meer zo leuk worden, het leven nooit meer zo zorgeloos. De wereld an sich mocht dan wel niet leuk zijn, er was genoeg te doen dat dat wél was! Van electric boogie naar de opkomst van graffiti, en weer terug naar de jojo en de A-teamplaatjes. Van pannenkoeken eten op school en het imiteren van de Prins tot de uren van warm plezier in het Waterpaleis. Een tweede reis naar de Eilanden, een winteroorlog die uitgevochten werd met sneeuw en ijs, de daken van de schuurtjes die bedekt waren onder een donszachte witte laag...

Er kwam een tijd waarin zowel de Dromer als ook vele anderen zich er bewust van werden dat meisjes eigenlijk veel interessanter waren  dan ze aanvankelijk dachten. Veel interessanter! Oneindig interessant! Natuurlijk wist de Dromer dit eigenlijk al. Immers; zijn aanbidding van de Danseres was al een aantal jaren een belangrijk onderdeel van zijn leven. Maar het verhaal over de Danseres was nog geen erotisch verhaal... Het gesprek in de klas ging steeds vaker over meisjes. Vrouwen. En nog meer meisjes en vrouwen. En hoe interessant al die meisjes en vrouwen waren.
Tijdens een van die vergaderingen had de Populaire Jongen het hoogste woord over een meisje op school dat de Dromer zich jaren later - hoe hij het ook probeerde - niet meer kon herinneren. Wie ze was, hoe ze eruit zag. Maar de Dromer was ook niet zo onder de indruk van haar; zij was slechts een beetje interessant. 'Ja... Zij...' zei de Dromer bedenkelijk, met twijfel op zijn gezicht. 'Wat nou, ja - zij?' zei de Populaire Jongen. Op zijn gezicht was woede af te lezen. Het werd doodstil. De andere deelnemers aan de vergadering keken naar de grond. Hoe durfde iemand de Populaire Jongen tegen te spreken? Niemand anders - uiteraard - dan de Dromer, die altijd zijn veiligheidsspeld in zijn oor had, en zijn middelvinger opgestoken.
De Dromer moest even nadenken, en sprak daarna de wijze woorden uit waar iedereen op zat te wachten: 'Er zijn wel lekkerdere wijven.' Natuurlijk, hij kon het weten. Hij had inmiddels de leeftijd bereikt van elf jaar en had vrouwen uitvoerig bestudeerd. Hij was een expert die wist waar hij het over had! Opnieuw werd het doodstil. Toen begon de woede op het gezicht van de Populaire Jongen op te lossen. 'Ja,' zei hij,' maar die kun jij niet krijgen!' Iedereen begon te lachen. Ook de Populaire Jongen zelf en de Dromer. Hij en de Populaire jongen waren elkaar namelijk goed gezind. Menigmaal had de Populaire Jongen de Dromer beschermd tegen zijn belagers, en was zelfs ooit een van zijn bodyguards. Ze klommen samen op daken van elektriciteitshuisjes en de muren tussen de wc's in de school, en er was natuurlijk het spook voor handvaardigheid. Een vriend die hem als herinnering meegaf dat niet iedereen slecht is in deze wereld.


Het was in die  dagen, maanden, weken voor de reis naar het bos. Naar vijf dagen in een omgeving waar zowel dromers als danseressen zich voor eeuwig thuis zouden kunnen voelen. Vijf dagen waarin had moeten gebeuren wat niet gebeurde, maar waarin de Danseres wel aan iedereen zou laten zien hoe bijzonder ze was. Dat zij de Danseres was en niemand anders.
In die dagen begon de Dromer openlijk ervoor uit te komen dat hij de Danseres aanbad. Al jarenlang. Hij begon zijn gedachten en gevoelens over haar uit te spreken. Wat er gebeurde was vreemd. Surrealistisch. Moeilijk, zeer moeilijk, te plaatsen. Hij was namelijk niet de enige! De enige die haar interessant vond. Of meer dan interessant. Ook anderen hadden hun bewondering over haar uitgesproken, iets wat hij voor het eerst hoorde. Net zoals hij zelf nooit eerder openlijk was uitgekomen voor zijn liefde voor de Danseres! Hoe kon dit? Hij was toch raar? En gek, en ook nog een 'gestoordeling'. Dan zouden de vrouwen die hij aanbad toch ook wel andere vrouwen zijn dan die op de voetstukken stonden waar ze door de normale mensen op waren geplaatst? Cognitieve dissonantie, oftewel totale verwarring... Helaas zou dit zich ontelbare malen herhalen in de loop van het leven van de Dromer. De evenzo ontelbare rivalen die tot groot ongenoegen van de Dromer dezelfde godinnen aanbaden als hij.




Hoofdstuk 6: De Dromer en zijn Strijd

Jaren, maanden. dagen. De Dromer en zijn Strijd. Nachten en winters en zomers. Lentes vol hoop, en de trieste dagen van de herfst. De Dromer en zijn Strijd. De Strijd tegen een wereld van onrecht en van leugens. Van hypocrisie, van oplichters, van haat. Een wereld van onverdraagzaamheid en grenzeloze bekrompenheid! Geen wereld om in te leven, noch voor dromers, noch voor wie dan ook. De Dromer en de jaren die volgden na de zorgeloze dagen op de schol waar hij de Danseres aanbad, waar hij - ondanks dat hij school niet leuk vond - het toch leuk wist te maken! Waar eigenlijk heel veel wél leuk was. De dromen en herinneringen, zij leven voort! Maar ook de pijn van zoveel jaren die volgden.

De Dromer verzette zich en bleef zich verzetten. Hij zei wat hij dacht wanneer iedereen loog. Hij ging op zoek, en vond. En vond nog meer en nog meer. Hij ontdekte werelden waar zoveel te zien en te beleven was! Maar hij was alleen, of met zeer weinigen. De meeste mensen - of eigenlijk bijna alle mensen - sluiten zich op in een zeer klein wereldje van wat ze al kennen, wat ze al doen en wat de mensen om hun heen doen. Ze volgden de leiders, die bijna zonder uitzondering mensen waren met kwade bedoelingen. Ze liepen achter de groep aan. En toen de groep verdween in een diepe donkere afgrond, vielen zij mee. Ze wilden hem meesleuren in hun val, waren kwaad op hem omdat hij bleef staan aan de rand van de afgrond, en staarde naar de miljoenen die vielen totdat niemand ze nog kon zien...
Overal waar hij kwam. De kwelgeesten, die hem of anderen terroriseerden. Die met laster en smaad spraken over de ander. Die hun haat verkondigden tegen mensen die hen nooit iets hadden gedaan. De Dromer wilde mensen overtuigen en van alles laten zien, maar bijna niemand luisterde. Ze wilden niets weten van wat hij te vertellen had, en zeiden dat hij gek was, omdat hij niet deed wat zij wilden. De Dromer wilde zich afzetten tegen die afschuwelijke wereld; hij wilde misschien mensen aan het  denken zetten met uitspraken en  daden die shockerend waren. En ook hij maakte zich schuldig. Behalve slachtoffer was hij ook dader. Ook hij kwetste mensen met wat hij deed of zei, ook al was dat nooit zijn bedoeling. Het zou hem allemaal blijven achtervolgen. Alles wat hij had gezien, meegemaakt en gehoord. Wat hij had gedaan of anderen hem hadden aangedaan. Het verlies van werelden waarin het leuk was. Melancholie, wanhoop, hoop, doorgaan, omkijken, vragen en antwoorden. Vragen zonder antwoorden...


Zoals hij de Danseres had aanbeden, zo kwamen andere meisjes en vrouwen op zijn pad. Ze hadden hem in hun macht! Hun schoonheid, hun stem, hoe ze de planeet betraden en beliepen, hun ogen als vuur, hun warme lichamen, te mooi om waar te kunnen zijn. De Danseres zou voor altijd de Danseres zijn; dat meisje dat was neergedaald en kwam van een andere wereld dan de onze. Vriendin, minnares, zusje, speelkameraadje, medestrijdster met het zwaard in haar hand en haar mond in een glimlach.
De Danseres en de Dromer. Zij zouden niet samen zijn, zoals lichamen samen zijn, maar hun zielen waren voor altijd verbonden. De droom voor altijd springlevend, maar de lichamelijke liefde hadden de Dromer en de Danseres nooit gedeeld. Hun wegen zouden zich scheiden, en zij vonden, en vonden, en vonden. Maar de Dromer bleef alleen, want de wereld bleef wreed. Ook al zou de Dromer altijd blijven geloven in een gouden toekomst, en zou de wereld ondanks alles - heel langzaam, beetje bij beetje - een steeds vriendelijkere wereld worden.


Het huisje langs het water stond in vlammen, maar werd gered. De mensen van de boot namen het huisje in bezit en gaven het een tweede leven. Het metaal van de platen die zij erop aanbrachten loste langzaam op en werd roest. De verf bladderde af, en de houten planken aan de randen van het dak vielen ook ten prooi aan de tijd. De tijd... Het huisje als verteller. Als verteller over de kunst van kunstzinnige geesten. Een monument  voor dromers zoals de Dromer, en anderen droomden mee.
En zoals menig mens in deze wereld weinig liefde had voor zijn medemens, zo hadden de vrouwen die de Dromer ontmoette weinig liefde voor hem. Hun lichamen waren warm, en de blik in hun ogen fascinerend. Maar zij waren hard en koud. Zoals het steen en het beton dat zij betraden, van de betonnen stad. Ze martelden hem, en logen tegen hem en lieten hem vallen wanneer het hun uitkwam. Ze lachten om zijn tranen en vervolgden hun pad van destructie.
Het was de foto die de Dromer zou zien, jaren en jaren later, op het plastic doorzichtige scherm van een nieuwe tijd. Hij zocht naar haar, want nooit en te nimmer zou hij haar vergeten. Hij vond een afbeelding met daarop de Danseres, gekleed in een witte maagdelijke jurk. In al haar schoonheid stond zij voor het huis waarvandaan verschrikkelijke mensen de stad bestuurden. De droom met als achtergrond een angstaanjagende realiteit. Naast haar stond haar minnaar. De aanbidder die ze had uitgekozen uit de miljoenen die smekend op hun knieën haar voeten hadden gekust. Haar minnaar was niet de Dromer. Maar ondanks dat het mysterie van de Danseres bijna werd vermoord door de tijd, wist de Dromer haar mysterie toch levend te houden. In zijn hoofd, zijn hart, zijn ziel. In zijn gedachten en alles dat hij voelde. De Danseres was er voor altijd, want metaal roest, maar gedachten nooit.




Hoofdstuk 7: Het Uur van de Danseres breekt aan...

Dus als je de Dromer ziet lopen, alleen, langs het kille water, verzonken in gedachten, weet dan dat de Dromer is in ons allemaal. Want iedereen kan een dromer zijn. Iedereen kan dromen hebben, gedachten een gevoelens. Een mens zijn van vlees en van bloed. Een mens met een ziel. Een denker en bedenker van van alles. Niemand hoeft de leugens te geloven. Niemand hoeft ook de leugens te verkondigen. Een mens kan op zijn minst proberen te doen wat goed is. Een mens kan nee zeggen tegen wat slecht is.

En de Dromer zal nooit vergeten hoe de Danseres aan iedereen liet zien wie ze was! Toen haar moment, haar Uur gekomen was. Het was in een bosrijke omgeving waar de Dromer met zijn klas, en de Danseres met die van haar, een week doorbrachten, in platte gebouwen gemaakt van hout. Mooi hout, geverfd en ongeverfd. Een mooie plek voor een Dromer. De Dromer wandelde door wat leek een oneindig woud, en klom in bomen met dikke takken waarin hij hoog en hoger klom, totdat hij bleef staan op een van die dikke takken. Eindeloos hoog boven de grond. En uitkeek over het bos.
Het was daar waar hij zijn verlangens naar de Danseres steeds vaker begon uit te spreken, zoals - helaas - ook anderen. Het was daar dat hij en een vriend werden bedreigd in een mooi gebouwde hut van takken en bladeren, met een zakmesje dat niet eens gevaarlijk genoeg was om een muis mee te vermoorden: Iemand had het populairste meisje van zijn klas beledigd, en hij moest samen met anderen in een rij staan om hun excuses aan deze dame van stand aan te bieden. Tot op de dag van vandaag weet de Dromer niet wat dal allemaal te betekenen had. Maar het was lachen! Ja, lachen. Jaren voordat het lachen definitief leek te zijn vergaan. Het was ook daar waar een behulpzame jongen - een klasgenoot van de illustere Danseres - de Dromer aanbood te helpen. 'Zal ik verkering voor je vragen?' vroeg hij. De Dromer zou het zichzelf nooit meer vergeven dat hij nee zei, uit angst voor wat voor gevolgen dat zou kunnen hebben...
Het was ook daar dat hij in de eetzaal rug aan rug zat met de Danseres. En er een dag kwam dat hij daar zat, een kwartslag gedraaid. Als ook de Danseres, die in haar mooie handpalm een rupsje had. 'Heb je een rups?' vroeg hij. 'Ja... een rupsje...' zei de Danseres, alsof ze in een trance was geraakt terwijl ze staarde naar de rups. De Dromer durfde niks meer te zeggen. Wat als...


Wat als het leven een reis is, en we allemaal onderweg zijn! Wat als we allemaal omkijken met tranen in de ogen. Wat als... de Dromer de moed had gehad om het mooiste meisje op aarde aan te spreken en te zeggen wat hij voelde. Maar hij had nog niet de leeftijd bereikt waarop hij dat soort gevaarlijke dingen durfde te doen. Misschien was het dat hij wist dat hij alleen kon blijven dromen als hij de angstaanjagende realiteit voor zich uit zou schuiven, tot het gevaar geweken was.

Iedereen had zich verzameld in het gebouw waar in de avond van alles werd gedaan, of... was het de eetzaal? Maar wat maakt het uit, het gaat om wat daar gebeurde. En wat er gebeurde was dit: De kidz uit de klas van de Danseres gingen optreden! Zo ook de Danseres. En zij verscheen, toen het haar beurt was om te schitteren. Er gebeurde niet veel noemenswaardigs tot de Danseres verscheen. En ze verscheen met haar vriendinnen, die haar zouden begeleiden. De Danseres ging... dansen!
Het was op die avond dat de Danseres de Danseres werd. Want wat zij liet zien aan alle aanwezigen, jong en oud, was verbijsterend. De Danseres danste en danste en danste, samen met de andere meisjes. Maar zij had de hoofdrol in het spektakel. Natuurlijk! Hoe had het anders moeten zijn? Ze zweefde en vloog en bewoog, en haar blonde haren dansten mee. Roem! Dat zong haar lied. Ik wil leven voor altijd! Roem? Onsterfelijkheid? Was dat dan alles wat ze wilde? De Dromer keek en kon niet geloven wat hij zag, hoe de Danseres, zijn Danseres, de sterren van de hemel danste! Alsof ze kon vliegen, alsof ze zo licht was dat niets of niemand haar kon tegenhouden, vastgrijpen. Ze was niet te begrijpen. Of te bevatten. De Danseres. Het was haar Uur, haar moment. De Dromer keek en keek en keek...


Was roem dan alles wat ze wilde? De betekenisloze populariteit waar de normale mensen zich aan vastklampen? De aandacht krijgen die als een zeepbel uiteenspat? Het voetstuk dat wegsmelt in de zon? En ze leefde voor altijd. Ze zou voor altijd leven. Ongrijpbaar. Onaanraakbaar. Ze zou voor altijd alle andere vrouwen jaloers doen toekijken. Zij zouden slechts haar begeleidsters zijn, zoals de vriendinnen uit haar klas. De Danseres en haar lied. Onsterfelijk zijn is om te dromen en te dromen en te dromen. Voor altijd.