Kris en Lisanne waren op het Pad van de Pianist - Deel 10: Thumbs up... We are serial killers!


De ogen van de man. Ze zijn eng. Eng. Kris en Lisanne stoppen, en besluiten in een fractie van een seconde dat zij de andere kant op moeten vluchten. Een kwartslag naar rechts... Omhoog. Omhoog tussen het groen, de vochtige bladeren van de planten, modder. Het is glad. Lisanne kan bijna niet lopen. Laat staan rennen. Laat staan klimmen! Haar voet is kapot. Ze gebruikten een metalen voorwerp, ze had niet gezien wat het was. Koud een zwaar. Ze had geschreeuwd. De pijn. De handen die haar vasthielden. Sterke handen. Onoverwinbaar. De nacht was diep en donker. En koud. Toen ze werd teruggebracht naar de boerderij. In het pikkedonker. Ze hadden haar weer opgesloten in het huisje. En in het zwakke licht van de enige gloeilamp die het huisje rijk was probeerde ze opnieuw haar telefoon. De telefoon lichtte op en kwam tot leven, maar stierf daarna een zachte dood...

De man droeg een wijd overhemd, en een hoed. In zijn handen had hij iets dat leek op een... hark? De ogen. Eng. In het bos leek het pad, bedekt met vergeelde bladeren, het ideale pad om te vluchten. Vluchten voor zoveel pijn... Waar leidde het pad naartoe? Als Kris en Lisanne wanhopig proberen omhoog te klimmen en kruipen, uitglijden en zich vasthouden, horen zij geritsel. Dreigende geluiden diep achter hun voeten. Diep... Stemmen? Zijn het meerdere mannen? De man met de hark. Of andere... Als de vrouwen een niveau bereiken in het groene woud waarover gelopen kan worden proberen zij weer te rennen. Rennen. De pijn is minder erg dan de pijn van...

Kris Kremers
en Lisanne Froon waren opgesloten. Meerdere donkere dagen in het huisje. De mannen kwamen en gingen. Het waren anderen of juist dezelfden. Het kille metaal van het slot, het gerammel, als de mannen weer kwamen. Het grote huis, met de kamer. De tafel, als je binnenkwam, en dan rechts de deur naar de kamer. Het hoge gras voor de ingang. Er waren koeien, ergens in de verte. Vogels hoog in de lucht. Soms kwam de wind, hard en ineens heel koud. En dan weer windstil. Donkergroene bomen... Vluchten onmogelijk, totdat..

De dag dat de zon scheen. De zon scheen fel! Fel licht dat het woud deed baden in een warme gloed. De bomen waren minder ver. Lisanne begon te rennen en rende en rende en rende. Ze rende richting de bomen. Als ze kon verdwijnen in het woud zou het allemaal voorbij zijn! Ze rende hard, haar haar in een staart. Haar gestalte vloog door het groen. Maar er was de achtervolger. Een kleine man, veel kleiner dan de lange Lisanne. Maar de achtervolger was ook snel. En sneller, en sneller. Lisanne had gevoeld hoe haar hoofd naar achteren werd getrokken. Hoe er hard aan haar haar werd getrokken. En dan de hand. De hand die haar linker bovenarm omklemde. Hard en onontkoombaar. Haar geschreeuw. Maar haar vlucht was gebroken. De andere achtervolgers kwamen. Ze viel op de grond, en zag hun modderige schoenen...

Dat was de dag dat de mannen haar meenamen. Niet naar het grote huis, maar door het bos, ergens naartoe. Waar naartoe? Ze was bang. Maar de handen hielden haar vast, trokken aan haar haar. Lopen door het groen. Lichtgroene bladeren, niet donkergroen. Een bijna onzichtbaar paadje tussen de planten. De mannen had ze nog nooit gezien. Het waren ook anderen, niet dezelfden. Ze namen haar mee naar een huisje, niet zoals het huisje, maar groter. De deur was gemaakt van meerdere houten planken, net als de wanden. Binnen was er het licht van een lamp. Een olielamp. Er waren binnen ook mannen. De man die voor de deuropening stond staarde... diep in haar ogen. Een blik die tot het binnenste van haar ziel doordrong. Die blik. Hij staarde...

Kris en Lisanne vielen toen de stemmen steeds dichterbij kwamen. Stemmen. Geroep. Geluiden... De paniek. De pijn. De modder en de planten. Het is glad. En er is geen weg terug. De afgrond met daarboven de lichtgrijze lucht. Lopen of klimmen langs de rand lukt niet. Kris en Lisanne zijn elkaars soul mate. Dus zij houden elkaar vast. En dus vallen zij allebei. De achtervolgers waren heel dichtbij gekomen. Vallen was de enige uitweg. Vallen naar een plek van rust en van... ontsnapping.

Diep onder hun voeten het gebruis van de rivier. Er zijn dieren in het bos. En het wordt steeds kouder. Er is het geluid van een helikopter... ver weg. Heel ver weg. Of juist dichtbij? Kris zit met haar knieën opgetrokken op een enorme rots. Koud steen. Ze waren terechtgekomen in een soort grot. De mannen konden de vrouwen niet zien. Ergens, heel ver daarboven hun stemmen. Kris is kalm, alsof er niets is gebeurd. Uit de rugzak haalt ze een rood plastic zakje. En nog een. Haar ogen draaien omhoog, naar die lichtgrijze lucht. Dreigend. Alsof het gaat regenen. Ze grijpt een enorme tak, en maakt de zakjes vast aan de tak. Ze kijkt of het werkt, en zwaait met de tak! Ze kijkt naar Lisanne, die roerloos op het gesteente ligt. Haar ogen als in een hypnose, starend naar de lucht.
Een half uur gaat voorbij. De vrouwen hebben geen woord gesproken. Kris maakt opnieuw de rugzak open en haalt daar een groene koker uit. Pringles. De Pringles zijn er niet meer. Maar de koker wel. Rustig en kalm scheurt Kris het karton van de koker los van de bodem! De bodem is van metaal. Glimmend metaal. Als een spiegel. Als de zon verschijnt tussen d e wolken zal het licht weerkaatst worden door de spiegel. Door de bodem van de koker. Licht dat kan leiden naar... de ontsnapping? Kris legt de spiegel neer, naast stukken papier die ze scheurde uit folders die nog in de rugzak lagen. Kris is kalm. Zo kalm als alleen Kris kan zijn.

'Ze gaan ons vermoorden!' had Lisanne tegen haar geschreeuwd.
Ze waren weer in het huisje. De mannen waren buiten. In het grote huis, of ergens anders. De duisternis in het huisje wordt doorzeefd door stralen van fel daglicht. Kris voelde het kille metaal van het bed in haar rug terwijl ze staarde naar haar telefoon. Rustig en kalm. Alsof er niets aan de hand was. Ze was op de grond gaan zitten, met haar rug tegen het bed. Zoals altijd. Alsof het nooit anders kon zijn geweest. Haar benen opgetrokken, in een soort kleermakerszit. Haar duim gleed over het scherm. Ze keek Lisanne aan.
'Hij doet het niet.' zei ze. En ze keek weer naar het scherm.

In het schijnsel van het weinige daglicht dat doordrong tot de duisternis van het huisje zag ze de tranen van Lisanne. Voordat Lisanne haar hoofd begroef tussen haar armen. Geluid. Metaal op metaal! Gerammel. En stemmen. De vrouwen schrikken. Kris stopt snel de telefoon weer n de rugzak. En legt de rugzak snel neer naast het bed. Bloeddorstig metaal. De sleutel. Kris en Lisanne weten wat dat betekent. De deur zwaait open. Fel, pijnlijk daglicht vult de duisternis. In de deuropening verschijnt een schim...

Er waren ineens meerdere mannen, tussen het groen op de Top. Ze lachten en praatten. Mist had het zonlicht verdreven. De donkergroene bladeren waren nat... Kris en Lisanne hadden door de mysterieuze stenen goot gelopen. De goot die na de Top nog onheilspellender leek dan die voor de Top. De mannen leken weinig aandacht te schenken aan Kris en Lisanne. Twee van hen genoten van het uitzicht. Dat er niet was. De zon, het landschap, de bergen, alles was weg. Er was alleen nog de nevel. De mist. Kil en nat. De vrouwen voelden zich niet op hun gemak. En wilden snel dorlopen. Via de andere stenen goot, terug naar het woud. Terug naar het restaurant. Terug naar Boquete. Terug...

Uit de struiken kwam een man gesprongen. Hij sprong voor de vrouwen. En schreeuwde! Daarna begon hij te lachen. De andere mannen lachten mee. Uit het groen verscheen nog een man. En nog een. Het drong ineens tot de vrouwen door dat de mannen machetes droegen. Niet allemaal. Maar de mannen die net waren verschenen wel. Een van de mannen droeg een hoedje, en had en snor. Kris en Lisanne durven niet verder te lopen, maar beginnen toch langzaam te lopen richting de andere stenen goot. Ze kijken de mannen niet aan. Maar dan springt een van de mannen voor de stenen goot, spreidt zijn armen en legt zijn beide handen op het steen...

'Thumbs up!'
roept een van de andere mannen. 'Thumbs up!' En hij steekt zijn duimen op. Hij kijkt de vrouwen aan en zegt: 'We are serial killers!'
De mannen lachen nu allemaal. Ook de man die zijn duimen opstak. Kris voelt een hand op haar bovenarm. Ze trekt haar arm snel terug. De vrouwen kijken elkaar aan en  denken hetzelfde. Lopen. De andere kant op. De andere stenen goot. Tussen het groen zijn ze veilig. Lopen... Langzaam maar steeds sneller. Lopen... Als Kris achterom kijkt zegt de man die voor de stenen goot was gaan staan: 'Boquete is that way!' En hij zwaait met zijn arm richting de andere stenen goot. Opnieuw gelach. 'That way...' De man wijst. En staart...

Lang had het niet geduurd voor de mannen Kris en Lisanne hadden ingehaald. Lang had het ook niet geduurd tot de mannen met Kris en Lisanne waren aangekomen bij wat leek op een boerderij. Het huis. De vrouwen schreeuwden. Iemand moest het toch kunnen horen. Iemand moest toch wel in de buurt zijn? Om te helpen? Iemand... Het geschreeuw hielp niet. Er kwam niemand. Een uitgestrekt veld. Golvend groen. Koffieplanten! Er waren koeien. Ergens... Kris en Lisanne probeerden zich los te maken van de sterke handen. Maar de handen trokken aan hun haren, en hielden hen stevig vast.
Verderop. Een schuurtje. Of wat erop leek. Een zandkleurig huisje, bedekt met een golfplaat! Opnieuw proberen de vrouwen zich los te maken van de handen. Alsof de tijd stil was gaan staan. Alsof dit gewoon een nachtmerrie was, die snel afgelopen zou zijn. Niet echt. Het gebeurt niet. Wanhoop. Angst. De deur van het huisje is van ongeverfd hout. Een hangslot. Donkerbruine planken, aan elkaar vastgetimmerd. Zandkleur? Of toch iets van roze? Roetachtige vegen op de wanden. In het huisje is het donker, maar er is een gloeilamp aan een draad, aan het plafond. In het huisje staat alleen een roestig metalen tweepersoonsbed. Een hoog bed. Vele jaren oud. Een bed uit een andere tijd. Toen het huisje er nog niet was...

Kris blijft het proberen. Keer op keer. Ze staart naar haar scherm. Maar het is altijd hetzelfde. Er is geen bereik, in het steeds donker wordende bos. Geen bereik... Lisanne heeft niet meer gesproken, en staart apathisch uit haar ogen. Regendruppels. Het wordt koud. De vrouwen worden beschut door het gesteente boven hun hoofden. Een grot. Maar niet diep. Genoeg om je in te verschuilen, voor regen en wind. Als het pikkedonker wordt, schijnt het licht van het scherm van de telefoon fel in de grot. Kris blijft ernaar staren. Maar er is geen bereik. Er is ook geen helikopter, niet in de verte en ook niet dichtbij. Er zijn wel geluiden. Veel geluiden. Van dieren, en van...

Ineens zijn er nog meer geluiden. Dichtbij. Heel dichtbij. Het zijn stemmen. Stemmen van mannen. En dan is er het licht. Fel licht! De stemmen zijn in de grot, bij de vrouwen. Uit het donker verschijnen gestalten. Het wit van een t-shirt. Het blauw van een spijkerbroek. De handen die die vrouwen vastgrijpen. Kris schreeuwt. Lisanne schreeuwt. Hopeloos. Het is te laat. Te laat om te verdwijnen in een nog diepere afgrond. Te laat... Een hand grijpt Kris bij haar keel, zodat ze bijna stikt. De mannen zijn met minstens drie, misschien vier. De vrouwen worden geslagen, en tegen het gesteente aan gedrukt.

Het is diep - heel diep - in de nacht, als een van de mannen de camera van de vrouwen in zijn handen heeft. En de regen begint te komen. En hij foto's begint te maken. Telkens staart hij naar het scherm en bekijkt zijn creatie. Foto's van het duister, van de rotsen, van de planten... De regendruppels. Een psychedelische nachtmerrie. Hij neemt foto's van Kris, en van Lisanne. Kris wordt door een van de mannen stevig bij haar rechter bovenarm vastgehouden. En dan springt Lisanne ineens op. Ze wil springen, in het pikkedonker van de afgrond. De man die de foto's nam springt ook op, en grijpt Lisanne vast. Geschreeuw. Geschreeuw dat galmt door het woud. Dat weerkaatst wordt door de duisternis. Geschreeuw...

Lisanne voelt iets hards en kouds haar lichaam binnendringen. Ze voelt pijn. Een gruwelijke pijn. Ze voelt warm water langs haar rug sijpelen. Warm water over haar dij en onderbeen. Warm dik water... Ze voelt haar lichaam slap worden, en als de man haar loslaat komt ze met haar hoofd terecht op een van de rotsen. Ze voelt hoe ze vervaagt en verdwijnt. En een wereld betreedt van dromen. Het dringt niet meer tot haar door dat het warme water dat ze voelt vloeien langs haar lichaam haar eigen bloed is. Het dringt niet meer door dat...

Kris begint te schreeuwen. Ze probeert zich los te maken, maar ze wordt door twee mannen stevig vastgehouden. Ze ziet het glimmende metaal van de machete, voordat die in de rug van Lisanne wordt gestoken. Haar vriendin, haar alles. Haar soul mate... Ze huilt, en schreeuwt. Het bloed druipt langs de stenen, terwijl de regen steeds harden en luider neervalt in het woud. De dieren. De geluiden. Het geschreeuw. De mannen rukken de weinige kleren die ze aan heeft van haar lichaam. Haar schoenen en sokken... Ze voelt een harde klap op haar hoofd en verliest het bewustzijn.

In het ochtendlicht lopen de aanvallers.
Een van hen sleurt het levenloze lichaam van Lisanne achter zich aan. Kris heeft haar kleren weer aan en loopt - bijna gewillig - mee, terwijl een andere man haar vasthoudt. De man die het lichaam van Lisanne meesleurt laat haar in een ondiepe kuil glijden. De regen is opgehouden. Lichtgrijs licht vult het woud. Met zijn voet schuift hij donkere chocoladekleurige aarde over het lichaam van Lisanne. Een andere man komt er ook bij staan en helpt mee. . Maar dan haalt de helper een leren schede te voorschijn. En uit de schede trekt hij een mes. Het is een mooi mes, glimmend en stijlvol. Hij laat zijn vingers glijden langs het glimmende metaal. Voordat hij bukt in de kuil, en met zijn mes langzaam en zeer zorgvuldig een stuk huid van het onderbeen van Lisanne afsnijdt. Hij snijdt en snijdt en snijdt... Rustig en beheerst.
Als de man opstaat houdt hij een langwerpig bloederig stuk huid omhoog, en kijkt ernaar. Gefascineerd door zijn eigen creatie. De andere man gaat door met het bedekken van het lichaam van Lisanne met de aarde. Het is het moment dat Kris probeert weg te rennen. Maar wordt vastgegrepen door de man die haar al vasthield. Ze schreeuwt, als de man haar aan haar haren meesleurt. De andere twee mannen volgen. Het lichaam van Lisanne is verborgen onder de aarde...

In een open plek in het bos verschijnt een man, gekleed in een donkerblauwe - redelijk wijde - spijkerbroek. Hij draagt een wit t-shirt, en bruine werkschoenen. Hij sleurt een meisje met zich mee, aan haar haar. Het meisje schreeuwt. De man blijft kalm en beheerst. Met zijn rechterhand trekt hij het meisje aan haar haar, met zijn linkerhand houdt hij haar linkerarm stevig vast. Het meisje struikelt telkens, maar hij blijft haar meesleuren, zijn gezicht onttrokken aan het beeld. Een huis, wit gekalkt, met een donkerbruin dak. Hoog gras overal rondom. Bomen. Struiken. Tientallen meters achter de man met het meisje lopen twee andere mannen, kalm en langzaam volgen zij de man met het meisje. Een van de mannen draagt een rugzak. Schots motief. De andere man houdt in zijn hand een bal, gemaakt van een opgerold stuk huid...

Kris wordt woest meegetrokken, achter een huis. Het is het mysterieuze witgekalkte huis. Achter het huis bevindt zich een deur, dat toegang geeft tot de zijkant van het huis. De deur staat op een kier. De man smijt Kris op de grond. En hij geeft een ruk aan de deur, die helemaal openzwaait. Een donkere ruimte, achter de deur. Donker... Kris wil opstaan. Maar de man is al neergeknield, en met zijn sterke armen houdt hij Kris in bedwang. Een hand drukt Kris omlaag, de andere hand knijpt haar keel dicht, zodat ze bijna stikt...

Aandachtig hadden de meisjes geluisterd naar de woorden van de vrouw die de Keizerin wordt genoemd. Een vrouw die zoveel weet. Ze is mooi en mysterieus. Mensen raken gehypnotiseerd door haar blik! Koud maar zacht. Vriendelijk maar intimiderend! De Keizerin praat, en de meisjes luisteren. Stemmen. Overal rondom. Het was een Open Dag. Een dag voor iedereen die is geïnteresseerd in toerisme. In reizen, blauwe zeeën, romantische diners bij kaarslicht. Sommige stemmen klinken opgewonden. De enorme ruimte wordt opgevuld door bijna alleen maar vrouwen. Mooie vrouwen. Met dromen en gedachten. De Keizerin raakt de meisjes soms aan, grijpt hun arm beet, neemt een hand in haar handen. Ze praat...

'Jullie moeten echt komen! Er is een wereld voor jullie om te ontdekken...'

Ze glimlacht. Volle rode lippen. Wat een charismatische vrouw! En ze gaat door.
'Jou zie ik sowieso binnenkort, toch?' zegt ze tegen een van de meisjes, klein met blond haar. Zij is het meisje dat de andere twee enthousiast vertelde over de vrouw die ze absoluut moesten ontmoeten.
'Ja, natuurlijk!' zegt het meisje met het blonde haar. 'Maar misschien pas volgend jaar, in januari...'
'Nou ja, als je maar komt. Zo niet, kom ik je halen!' zegt de Keizerin. Ze begint te lachen. De meisjes lachen mee.
'En jij ook, Kris. Je weet het hé, we houden contact. Vrijwilligerswerk, zwemmen in de zee, leuke mannen ontmoeten, het leren van prachtig Spaans... Het kan allemaal!'
Kris lacht verlegen. En kijkt dan naar haar vriendin, die ze meesleurde naar deze bijeenkomst.
'Ja, want hoe heet jij ook alweer?' vraagt de Keizerin aan de vriendin van Kris. Een lang meisje. Veel langer dan zijzelf!
'Lisanne... mevrouw.' mompelt ze verlegen, alsof ze bijna niet uit haar woorden kan komen.
'Lisanne...'